In de behandelkamer zit een dame van middelbare leeftijd op mij te wachten. Ze heeft kort krullend haar en draagt, uiteraard, een witte jas. De tafel naast haar is bezaaid met buisjes, rekjes en een stapel papieren. Vandaag moet ik bloed laten prikken om te kijken of mijn lijf voldoende hersteld is voor de tweede chemokuur. De prikdame in kwestie kijkt mij vanachter haar bril nieuwsgierig aan. Ik heb geen idee hoe ze heet, maar Thea vind ik wel passend.
Adviezen
‘Hoe gaat het met je?’ vraagt Thea iets te belangstellend. Of ze aan de hand van de informatie op mijn labformulier af kan lezen wat mijn situatie is weet ik niet, maar die indruk wekt ze wel. ‘Inmiddels gaat het wel weer ok, maar de eerste kuur viel me niet mee.’ Ik ben verbaasd door mijn eigen woorden. Normaal ben ik niet zo open tegen wildvreemde nieuwsgierige aagjes, maar blijkbaar ligt mijn verhaal constant op het puntje van mijn tong en moet ik het kwijt.
‘Je bent flink verkouden hoor ik,’ zegt Thea terwijl ik mijn mouw op stroop. Dat klopt. Sinds een paar dagen zit mijn hoofd vol snot. Maar na een kater van een week is dat iets waar ik me totaal niet druk om maak. ’Dat kan weleens een probleem zijn voor je volgende kuur,’ zegt Thea. Ik kijk haar verbaasd aan. Van alle mogelijke bijwerkingen lijkt zo’n simpele verkoudheid mij totaal onschuldig. ‘Alle patiënten op de afdeling hebben een lage weerstand door de chemo en de kans dat jij ze aansteekt met jouw verkoudheid is veel te groot.’ ratelt Thea verder. ‘Voor sommige mensen kan dat grote gevolgen hebben, daar moet je je wel bewust van zijn.’ Thea is niet te stoppen.
Beduusd kijk ik weg op het moment dat ze de naald in mijn arm zet. Haar woorden vormen meteen scenario’s op mijn netvlies. Het idee dat mijn chemokuur nú al uitgesteld moet worden maakt me ongerust. Want op dat tempo is de laatste kuur over een jaar nog niet klaar. Ik probeer deze gedachtes te negeren, maar de woorden planten een zaadje in mijn hoofd en zorgen voor verwarring.
Dat gebeurt de laatste tijd wel vaker door alle wijze raad die ik krijg. Mensen die zelf nooit kanker of chemo hebben gehad, weten mij feilloos te vertellen wat me allemaal te wachten staat. ‘Zo’n eerste chemo valt nog heel erg mee, dan is je lijf nog sterk,’ zegt de een. ‘Dit traject zal blijvende schade opleveren, daar moet je maar mee leren leven,’ vertelt een ander. Eten is ook zo’n hot topic. ‘Dierlijke producten zijn kankerverwekkend,’ oppert iemand. ‘Nee, alcohol,’ spreekt een ander. ‘Wist je dat suikers pure Pokon zijn voor kankercellen?’ hoor ik van een derde.
Alle goedbedoelde woorden nestelen zich in ergens in mijn brein. Ze zorgen ervoor dat ik nog banger word voor de komende chemokuren en voor mijn toekomst. Daar lijkt niemand zich van bewust, als ze me voorzien van hun goedbedoelde adviezen. De zaadjes ontpoppen zich tot doemscenario’s op het moment dat ik een slok wijn wil nemen of net een roze koek (jep, guilty pleasure!) achter mijn kiezen heb. ‘Nu ga je dood, eigen schuld!’ Het kost me vreselijk veel moeite om me niet mee te laten sleuren door deze negatieve gedachtes.
Heel soms probeer ik er tegen in te gaan. ‘Maarten van der Weijden en Lance Armstrong wonnen na hun kankertraject nog de ene naar de andere gouden plak,’ kaats ik dan terug. Maar dát is niet realistisch, krijg ik dan te horen. En ok, ik acht de kans dat ik een keer de Tour de France win of een Olympische titel haal ook vrij klein, maar die vooruitzichten geven me wel veel meer perspectief. En dat is precies wat ik nu nodig heb.
Ik trek mijn jas aan. Thea vult het formulier in en labelt de buisjes bloed die ze zojuist heeft afgenomen. Ze wenst me een fijne dag, waarschijnlijk niet wetende welke onrust ze in mijn hoofd teweeg heeft gebracht. Thuis neem ik direct contact op het met het ziekenhuis. Een paar rusteloze uren later belt de verpleegkundige me terug. Mijn bloedwaardes zijn binnen en vallen keurig binnen de marge. Ik ben helemaal goed gekeurd voor de volgende ronde. En die verkoudheid? ‘Geen enkel probleem,’ zegt de verpleegkundige. ‘Mensen moeten eens ophouden zich ergens mee te bemoeien waar ze totaal geen verstand van hebben. Dat zorgt alleen maar voor verwarring.’ Ik ben het volledig met haar eens.