Gisteren kreeg ik het bericht waar ik al 8,5 maand op wacht. De laatste onderzoeken zijn afgerond en mijn arts vertelde me via de telefoon het beste nieuws wat ik kon krijgen: “Voor zover we kunnen zien ben je kankervrij.” Het zijn voor mijn gevoel vrij abstracte woorden voor een abstracte situatie. Er zit zoveel onzekerheid in die zin dat ik nu nog niet kan voelen wat de woorden exact betekenen. Maar ik besef me dat ze wel zeggen dat ik voor nu kan terugkeren naar het leven. De dood waar ik zo bang voor ben, vormt geen acute bedreiging meer. ‘Probleem opgelost’ denk je dan. Maar wat blijkt; ook dat is doodeng. Want waar ik eerst bang was voor de dood, merk ik nu dat ik ook bang ben voor het leven.
Ik ben bang om een toekomst op te bouwen, om levensveranderende beslissingen te nemen. Bang om nieuwe relaties aan te gaan, bang om moeder te worden. Bang dat door alle hormonen die tijdens en na zo’n zwangerschap door mijn lijf gieren mijn eigen prognose te sterk daalt. Ik ben bang dat ik iets doe waardoor zo’n ondergedoken kutkankercel uit zijn schuilkelder komt en opnieuw bezit neemt van mijn lijf. Met alle gevolgen van dien. Ik ben doodsbang om mijn liefde, familie en vrienden over een paar jaar toch achter te moeten laten en bang om die fictieve kinderen op te zadelen met een dode moeder.
Die angst voor de dood kan mij dusdanig verlammen dat ik er alles aan wil doen om deze te vermijden. Op die momenten beloof ik mezelf dat ik de rest van mijn leven keihard op safe zal spelen. Dat ik de komende tien jaar braaf doorga met mijn anti-hormoontherapie, altijd vroeg naar bed zal gaan, alle stress, suikers en alcohol uit mijn leven ban en me eeuwig aan de schijf van vijf zal houden. Ik wil me het allerliefste in een donker en veilig hoekje verstoppen waar de dood mij niet zomaar kan vinden.
Het donkere hoekje voelt zo veilig en mijn liefde voor het leven zo sterk dat ik er het liefst per direct plaats wil nemen. Maar ik besef me ook dat ik vanuit dat hoekje niet echt mee kan doen met het leven. Dat ik alleen maar van een afstandje toe kan kijken hoe anderen een heel leuk leven leiden. En ja, dan kun je misschien wel tachtig worden, maar wat voor leven heb je dan?
In mijn hoofd woedt een tweestrijd. De angst voor de dood is nog zo rauw en vers dat het de liefde voor het leven nog totaal kan overschaduwen. Het antwoord weet ik natuurlijk allang. Ik houd niet van donkere hoekjes en ik ben niet braaf. Sterker nog; ik heb een lichte aversie tegen brave mensen. Voor mij is het leven op zijn mooist op de momenten dat je de teugels laat vieren, de sprong waagt, buiten de lijntjes kleurt of van de gebaande paden afstapt. En dus wil ik reizen, liefhebben, lachen, te hard van stapel lopen, dronken worden, te weinig slapen, lui zijn, op avontuur gaan en vooral: zien wat en waar het leven me brengt. En als ik daaraan denk heb ik zo belachelijk veel zin om me in het leven onder te dompelen. Met alle risico’s van dien. Want nu ik me meer dan eens besef dat het zomaar voorbij kan zijn, ben ik als de dood om niet alles uit mijn leven te halen. Dat zou toch zonde zijn.