Overzicht columns

1 juli 2021

Gestript

De eerste maand na mijn diagnose, werd mijn agenda gevuld met 24 ziekenhuisafspraken. Van die afspraken waar alles voor moest wijken. Mijn reintegratie op mijn werk en mijn aankomende reis naar Azië werden per direct gecanceld. Dat ik hele andere plannen had met mijn leven, maakte vanaf 1 oktober iets over vijf uur ’s middags helemaal niets meer uit. Toen mijn chemobehandeling begon werden de bezoekjes aan het ziekenhuis een stuk minder, maar vulde het ziek zijn mijn volledige dagen. Het herstel van de 14 chemokuren en van de daaropvolgende operatie, waren iets minder intensief maar het herstel zorgde nog steeds voor een goede gevulde week. Kankerpatiënt zijn blijkt een full-time baan en a dirty job.

Hoewel er een heel leger aan mensen voor mij klaar staat om te zorgen dat ik deze baan kan vervullen, is het toch een eenzaam traject. Het fysieke lijden is van mij, het mentale lijden ook. De totale verandering van mijn lijf en leven moet ik in mijn eentje dragen, het omgaan met de vermoeidheid en opbouwen van mijn conditie kan niemand anders voor mij doen. En hoewel ik in een vorig leven ook nog wel eens opgeslokt kon worden door mijn werk, is deze baan van een totaal ander niveau. Het slokt heel mijn leven op en zorgt ervoor dat ik geen energie meer heb om me bezig te houden met anderen, te zorgen voor anderen of überhaupt aandacht te hebben voor anderen. Ik vergeet verjaardagen van familie, sollicitatiegesprekken van mijn vriendinnen en het nog erger; soms vergeet ik überhaupt aan andere mensen vergeet te vragen hoe het met hén gaat. Mijn hele wereld draait letterlijk om mij. En hoewel ik dat ergens ook vreselijk vind, heb ik niet de kracht om dit te veranderen.

De rollen die ik in een vorig leven vervulde, zijn allemaal vervallen. Ik werk niet meer, ik reis niet meer, ik doe bijna niets meer wat ik in een vroeger wel deed. Ik ben geen vriendin, vrouw, zus, tante of dochter van meer. Sinds mijn diagnose ben ik alleen nog maar kankerpatiënt. Tot een paar weken geleden, want sinds mijn behandeling succesvol is afgerond ben ik zelfs dát niet meer. En dat voelt zo gek, want wat blijft er dan eigenlijk over?

Dit hele kankertraject heeft me helemaal gestript; zowel letterlijk als figuurlijk. Zonder haar en zonder borsten voelde ik mij naakter dan ooit. Zonder levenslust en energie kwetsbaarder dan ooit. Zonder toekomstperspectief angstiger dan ooit en zonder alle rollen die ik speelde, kleiner dan ooit. Maar wat blijkt? Ook nu bijna niets meer lijkt op mijn leven van een paar jaar geleden, ben ik nog steeds heel erg gelukkig. Want nu alles wegvalt, merk ik hoe weinig ik eigenlijk nodig heb om een fijn leven te hebben. Nu ik gestript ben tot mijn kern voel ik wie ik écht ben, wat ik écht wil en wat er écht toe doet. Nu alles wegvalt, blijken alle clichés waarheid en weet ik dat de liefde voor het leven in mij zelf zit en niet afhankelijk is van een aantal randvoorwaardes waar ik een jaar geleden nog zoveel waarde aan hechte. 

Nu de ziekenhuisafspraken langzaam maar zeker uit mijn agenda verdwijnen en er niets anders overblijft dan lege pagina’s, voel ik ook de leegte van het leven dat voor mij ligt. Er is geen oud leven meer wat op mij wacht, geen werkgever die vraagt wanneer ik terug kom, geen reis die gepland staat. Er is geen enkele rol die ik per se opnieuw moet vervullen. En juist in die leegte ligt alles verscholen. Want nu ik weet dat die rollen geen voorwaarde zijn voor een gelukkig leven, geeft me dat meer vrijheid dan ooit. En als ik iets geleerd heb nu ik gestript ben tot mijn kern, is het wel dat vrijheid voor mij het allerbelangrijkste is in mijn leven. En ik ben zo dankbaar dat dat precies is wat ik heb gekregen. 

19 juni 2021

Kankervrij

Van leven ga je dood, die zekerheid heeft iedereen. Maar die dood leek zo ver weg, dat het niet relevant was om me daarmee bezig te houden. Tot het moment dat ik de diagnose borstkanker kreeg. Toen kwam de dood ineens een stuk dichterbij. Niet per se letterlijk, want de kans op overleven is in mijn geval groot, maar figuurlijk wel. De dood heeft sindsdien een aanwezige plek gekregen in mijn leven en dat maakt me met vlagen vreselijk bang. Want het is heel simpel: ik wil niet dood. Nou ja, uiteindelijk wel hoor (in je eentje het eeuwige leven krijgen lijkt me ook maar niets) maar de komende 35 jaar nog niet.

Gisteren kreeg ik het bericht waar ik al 8,5 maand op wacht. De laatste onderzoeken zijn afgerond en mijn arts vertelde me via de telefoon het beste nieuws wat ik kon krijgen: “Voor zover we kunnen zien ben je kankervrij.” Het zijn voor mijn gevoel vrij abstracte woorden voor een abstracte situatie. Er zit zoveel onzekerheid in die zin dat ik nu nog niet kan voelen wat de woorden exact betekenen. Maar ik besef me dat ze wel zeggen dat ik voor nu kan terugkeren naar het leven. De dood waar ik zo bang voor ben, vormt geen acute bedreiging meer. ‘Probleem opgelost’ denk je dan. Maar wat blijkt; ook dat is doodeng. Want waar ik eerst bang was voor de dood, merk ik nu dat ik ook bang ben voor het leven. 

Ik ben bang om een toekomst op te bouwen, om levensveranderende beslissingen te nemen. Bang om nieuwe relaties aan te gaan, bang om moeder te worden. Bang dat door alle hormonen die tijdens en na zo’n zwangerschap door mijn lijf gieren mijn eigen prognose te sterk daalt. Ik ben bang dat ik iets doe waardoor zo’n ondergedoken kutkankercel uit zijn schuilkelder komt en opnieuw bezit neemt van mijn lijf. Met alle gevolgen van dien. Ik ben doodsbang om mijn liefde, familie en vrienden over een paar jaar toch achter te moeten laten en bang om die fictieve kinderen op te zadelen met een dode moeder. 

Die angst voor de dood kan mij dusdanig verlammen dat ik er alles aan wil doen om deze te vermijden. Op die momenten beloof ik mezelf dat ik de rest van mijn leven keihard op safe zal spelen. Dat ik de komende tien jaar braaf doorga met mijn anti-hormoontherapie, altijd vroeg naar bed zal gaan, alle stress, suikers en alcohol uit mijn leven ban en me eeuwig aan de schijf van vijf zal houden. Ik wil me het allerliefste in een donker en veilig hoekje verstoppen waar de dood mij niet zomaar kan vinden. 

Het donkere hoekje voelt zo veilig en mijn liefde voor het leven zo sterk dat ik er het liefst per direct plaats wil nemen. Maar ik besef me ook dat ik vanuit dat hoekje niet echt mee kan doen met het leven. Dat ik alleen maar van een afstandje toe kan kijken hoe anderen een heel leuk leven leiden. En ja, dan kun je misschien wel tachtig worden, maar wat voor leven heb je dan? 

In mijn hoofd woedt een tweestrijd. De angst voor de dood is nog zo rauw en vers dat het de liefde voor het leven nog totaal kan overschaduwen. Het antwoord weet ik natuurlijk allang. Ik houd niet van donkere hoekjes en ik ben niet braaf. Sterker nog; ik heb een lichte aversie tegen brave mensen. Voor mij is het leven op zijn mooist op de momenten dat je de teugels laat vieren, de sprong waagt, buiten de lijntjes kleurt of van de gebaande paden afstapt. En dus wil ik reizen, liefhebben, lachen, te hard van stapel lopen, dronken worden, te weinig slapen, lui zijn, op avontuur gaan en vooral: zien wat en waar het leven me brengt. En als ik daaraan denk heb ik zo belachelijk veel zin om me in het leven onder te dompelen. Met alle risico’s van dien. Want nu ik me meer dan eens besef dat het zomaar voorbij kan zijn, ben ik als de dood om niet alles uit mijn leven te halen. Dat zou toch zonde zijn. 

11 juni 2021

Vrouw zijn

‘Jeetje, ze hebben echt heel je vrouwelijkheid afgepakt.’ Ik zit op mijn matje in een lege yogazaal en heb me geïnstalleerd voor mijn eerste privé-yogales na de operatie. Tegenover mij zit de docente. Haar vriendelijke gezicht is omlijst met een bos krullen, haar ogen kijken een beetje verschrikt mijn kant op. Op haar vraag hoe het met me gaat heb ik haar zojuist vertelt dat ik door de anti-hormoontherapie voor onbepaalde tijd in de kunstmatige overgang ben gebracht.

De dagen na het gesprek blijven de woorden door mijn hoofd spoken. En hoe langer ik erover nadenk hoe heftiger ik ze vind. ‘Je bent geen vrouw meer.’ Als ik in de spiegel mezelf aan kijk probeer ik te zien wat zij ziet. Ok; mijn kapsel is er een waar ik zelf nooit voor zou kiezen. Mijn haar groeit zo hysterisch alle kanten op dat er geen model in te krijgen is. En de kleur is zo grauw en grijs dat het ook niet echt bij me past. En ja; mijn borsten lijken meer op twee onderhuidse tennisballen dan op de borsten die er tot een paar maanden geleden hingen en nee, ik heb geen cyclus meer. En hoewel ik dat ongesteld zijn geen seconde mis, zorgt het gegeven dat ik op mijn 35ste in de overgang ben er natuurlijk echt niet voor dat ik me sexyer dan ooit voel. Maar tegenwoordig kijk ik met hele andere ogen naar mijn lijf. Als ik in de spiegel kijk zie ik een lijf wat keihard is neergehaald maar iedere keer gewoon weer opstaat. Als ik mijn littekens bekijk, voel ik een lichte trots en als ik mijn aangroeiende haar zie, voel ik hoop; er komen andere tijden aan. Tijden waarin ik misschien dit hoofdstuk wel achter me kan laten. En de anti-hormoonbehandeling zorgt er hopelijk voor dat mijn tijd nog lang mag duren. En daar geef ik mijn cyclus heel graag voor op.

Met terugwerkende kracht maken de woorden me een beetje boos en verdrietig. Niet zo zeer voor mezelf, maar voor andere vrouwen. Want hoewel ik niet gebukt ga onder mijn nieuwe uiterlijk en me niet verminkt voel, kan ik me wel voorstellen dat het voor het andere vrouwen in hetzelfde proces wel heel erg moeilijk kan zijn. Ik kan me heel goed voorstellen dat zij zich totaal niet meer herkennen in hun eigen spiegelbeeld, zich niet meer thuisvoelen in hun eigen lijf en dat de aanblik van datzelfde nieuwe lijf voor lange tijd niet eigen voelt. Ik snap dat de impact van je uiterlijk ook door kan werken op je innerlijk. En ik snap dat het een hele zoektocht kan zijn naar wie je nu precies bent, wanneer er zoveel is veranderd. 

Voor die vrouwen vind ik de woorden zo hard en respectloos. Want wie bepaalt eigenlijk wat vrouwelijkheid is en waar dat precies in zit? Wie zegt dat dat in lang haar zit, of in een cupmaat? En wie bepaalt dat je alleen vrouw bent als je een cyclus hebt? Ik hoef de voorbeelden niet te noemen van (badass sexy) vrouwen die kort haar hebben. Of van de vrouwen die vrouw zijn zonder cyclus, natuurlijke borsten of zonder baarmoeder. Het is niet aan mij te bepalen wanneer iemand wel of geen vrouw is en ik voel geen enkele behoefte om daar een stempel op te drukken. 

Terwijl ik mijn nieuwe spiegelbeeld bekijk, besef ik me heel goed dat de woorden van de docente meer over haar zeggen dan over mij. En ik hoop alleen maar dat zij, op het moment dat zij in een soortgelijke situatie zit, ook kan ervaren dat er van alles kan veranderen maar dat je in de kern altijd jezelf kunt blijven.