Chemoleger

Ik stap de glazen lift in. Na een druk op de knop zoeft hij naar C7. De deuren openen zich en daarmee ook een hele nieuwe wereld. Angstig stap ik hem binnen; bang voor wat gaat komen, bang dat ik niet sterk genoeg ben, bang voor het onbekende.

Slalommend door medepatiënten met piepende infuuspalen kom ik bij een felgroene tandartsstoel. Ik neem plaats en kijk naar buiten. De regen tikt net zo hard tegen het raam als de tranen op mijn wangen. De verpleegkundige herkent mijn staat. ‘Sorry,’ mompel ik, maar waarvoor eigenlijk? ‘Iedereen snapt hoe je je voelt,’ stelt ze me met een vriendelijke glimlach gerust. En inderdaad, hier zitten we allemaal in hetzelfde schuitje. Dat is niet per se fijn, het is vooral confronterend. ‘Wat doe ik hier? Ik hoor hier helemaal niet te zijn!’ Mijn hoofd schreeuwt en mijn lijf wil naar huis. Maar er is geen exit. Ik weet dat dit mijn enige kans op overleven is. 

Sinds gisteravond kan ik alleen maar huilen. De tranen die deze maand vaak wegbleven zijn nu niet meer te stoppen. Ik huil omdat ik geen idee heb wat ik moet verwachten, omdat ik bang dat het beeld in mijn hoofd van een kankerpatiënt werkelijkheid wordt. Sinds de diagnose – een maand geleden – heb ik steeds het gevoel dat de artsen op een gegeven moment inzien dat ze een foutje hadden gemaakt. Dat blijkt dat ik helemaal geen kanker heb. Maar tot dusver heeft niemand zich gemeld en worden de laatste voorbereidingen getroffen voor mijn allereerste chemokuur.

Het eerste zakje wordt aan de infuuspaal gehangen. De knalrode kleur verraadt het chemische gehalte en het idee dat dit straks mijn lichaam in zal lopen roept nog meer weerstand op. Maar dan komt het besef; deze chemische rakkers vormen samen met de artsen mijn leger. Het leger dat een maand lang de tijd heeft genomen om de tegenstander, die zijn kamp heeft opgeslagen in mijn borst, nauwkeurig te observeren. Ze weten precies wie het zijn, waar ze zitten, hoe ze zich voortbewegen en vooral; wat hun zwakke plek is. Het strijdplan is nauwkeurig uitgedacht en het leger is klaar om te vechten. Speciaal voor mij. En in tegenstelling tot mij zijn zij helemaal niet bang, want zij weten precies wat er moet gebeuren. 

Zodra het infuus begint te lopen visualiseer ik dat er met iedere druppel een militair mijn lijf in tijgert om een oorlog te starten. Ik kan de strijdkreten haast horen. Zij gaan vechten tegen die terroristen die mijn lijf proberen te veroveren. Ik zie voor me hoe ze het kankerfeestje in mijn borst bruut verstoren en stel me de angst en paniek voor van de feestgangers wanneer ze belaagd worden. 

En ik besef me: zij zouden doodsbang moeten zijn, zij hebben geen idee wat ze te wachten staat en zij gaan er aan. Mijn enige taak is om dit te ondergaan. Ik ben slechts het decor van deze oorlog en hoewel de impact niet gering zal zijn bedenk ik me dat Rotterdam ook weer hartstikke mooi is geworden. Met die gedachte geef ik me over en juich mijn leger toe. Let’s kick some cancer ass today!