Cocktails

‘Op de voorkant van de ansichtkaart staan twee dames met beide een ouderwetse pruik op hun hoofd. Je weet wel, zo’n eentje die ze in de jaren 20 droegen, met flink opgeföhnde krullen. Beide vrouwen hebben een cocktailglas in hun hand. De inhoud van het ene glas chemisch rood, van het andere chemisch blauw. Het is een feestelijk tafereeltje, daar voorop die kaart.

Op de achterkant staan lieve woorden van mijn zus. ‘Laten wij ook maar proosten op de 16 cocktailuurtjes die jij gaat krijgen. En ook voor deze geldt; je weet nooit precies hoe beroerd je je de volgende dag zult voelen.’ De woorden zorgen meteen voor een glimlach op mijn bleke gezicht. Ik kom zojuist terug van mijn eerste chemokuur en vind dit kaartje op de deurmat. Ik ben zo blij dat we er zo luchtig mee om kunnen gaan.

De vergelijking blijkt treffender dan mijn zus had kunnen weten. Het eerste zakje chemo had exact dezelfde knalrode kleur als die van de cocktail op de kaart en ook de gevolgen zijn vergelijkbaar. Naarmate de chemische vloeistof mijn lijf in loopt word ik langzaam een beetje licht in mijn hoofd. Tegen de tijd dat ik naar huis mag voel ik me een beetje dronken. Ik ben wiebelig, zie een beetje wazig en heb een gek gevoel in mijn buik. Het punt waarop je nog lekker aangeschoten kunt zijn ben ik net voorbij. Mijn benen zijn loodzwaar. Als ik het ziekenhuis verlaat word ik verblind door het heldere zonlicht. Mijn ogen knijpen samen, mijn hersenen krimpen een beetje ineen. Het voelt alsof ik op klaarlichte dag de kroeg uit loop na een happy hour. Uit het niets draait de wereld om mij heen. Shit, die cocktails vallen toch niet helemaal lekker.

Eenmaal thuis komt de kater. Het gekke gevoel in mijn buik heeft zich gemanifesteerd tot een flinke misselijkheid. In mijn hoofd begint een hamer tegen mijn schedel aan te tikken en als ik te snel van links naar rechts lijkt het alsof de hele wereld in slow-motion aan mij voorbij trekt.

Dit is zeker niet mijn eerste kater, ik heb er genoeg gehad in mijn leven. Sommige acceptabel, andere vreselijk. Die ene op nieuwjaarsdag toen ik bij binnenkomst bij opa en oma meteen naar het toilet moest rennen bijvoorbeeld. Of die na mijn vrijgezellenfeest. Om de gigantische hoofdpijn tegen te gaan moest er ook een halve strip ibuprofen aan te pas komen. Allemaal katers die ik nooit meer ga vergeten, maar nog nooit voelde ik me zo brak als nu. 

Ik sleep me door de dagen heen. De medicatie tegen de misselijkheid werkt met vlagen. Mijn lijf is zo loom en zwaar dat ik het maar moeilijk in beweging krijg en de vermoeidheid overheerst alles. Hoewel ik doodmoe ben slaap ik slecht. ’s Nachts word ik regelmatig wakker van de zweetaanvallen. Het duurt uren om me uit bed te hijsen om te gaan plassen en dan nog eens uren voordat ik weer in slaap val. Mijn hoofd barst uit elkaar, ik kan niet meer helder zien, ieder geluid te hard is en iedere externe prikkel er een te veel is. Mijn hele lijf gilt het uit van de pijn. Ik heb constant een naar gevoel in mijn buik en voel me dizzy. Alsof ik al dagen in een veel te klein bootje op een veel te ruige zee dobber. Ok dit is by far de ergste kater van mijn leven en er lijkt geen einde aan te komen.

Ik houd me vast aan wat de artsen tegen mij hebben gezegd; ‘Na een week voel je je weer normaal’. Maar deze week duurt maanden en bij het idee dat er nog 15 van deze katers zullen volgen springen regelmatig de tranen in mijn ogen. Ik huil om wat me allemaal overkomt, om het feit dat ik nu echt een kankerpatiënt ben, omdat dit de komende maanden mijn leven zal zijn en omdat er nu geen weg meer terug is. 

In een vorig leven zou ik mezelf nu beloven dat ik nooit meer zou drinken. Echt nooit meer. Nee, nu echt. Maar dat is geen optie, want deze 15 cocktailuurtjes moeten er juist voor zorgen dat ik nog heel vaak naar de kroeg kan.