Ze hadden me gewaarschuwd, maar toch verbaast het me zodra het begint. Als ik mijn hoofd omdraai op mijn kussen word ik wakker van de pijn. Mijn hoofdhuid protesteert als ik te veel beweeg. Het is pas 12 dagen na de eerste chemokuur en ik heb haarpijn. Die dag haal ik met regelmaat een hand door mijn haren; ik trek er nog niets uit maar de pijn geeft aan dat het niet lang meer gaat duren.
Kankerpatiënt
Ik zoek contact met de kapper en zij bevestigt mijn gevoel. ‘Binnen nu en een week valt het uit,’ zegt ze. Ze biedt aan een afspraak te maken om het af te scheren. De timing vind ik moeilijk. Ik wil geen bossen haar op mijn kussen of in het doucheputje vinden, maar ik wil mijn haar ook niet te vroeg afscheren. Dat voelt ook niet goed. We maken een afspraak voor drie dagen later.
Mijn haar voelt zwaar en vies. Ik kan er helemaal niets meer mee en het zit als een plakkaat op mijn hoofd geplakt, alsof het al dood is. Ik baal vreselijk dat ik het vlak voor mijn chemokuren heb afgeknipt want zou het heel graag nu gewoon in een knot doen.
Talloze keren per dag haal ik een hand door mijn haren. Iedere keer neem ik een klein bosje mee. Iedere ochtend blijven er steeds meer achter op mijn kussen. De dag na de tweede chemokuur ga ik in bad. Mijn liefde wast, als een soort afscheidsritueel, uitgebreid mijn haar. Het is een raar besef. Als het water wegloopt ligt de badkuip vol bezaaid met haren. Mijn haren houden er nu echt mee op.
Het grind knispert onder de autobanden als we twee dagen later de parkeerplaats van de kapsalon op rijden. Mijn liefde hijst mij uit de auto, ik sleep mezelf twee steile trappen op voordat ik plaats kan nemen in de stoel. De tweede chemo hakt er veel harder in dan de eerste en ik voel me vreselijk. Alles doet pijn, ik kan geen licht en geluid verdragen en mijn lijf voelt ongelofelijk zwaar. Na een lange nacht is het me gelukt om te douchen en te ontbijten, maar mijn energie voor de rest van de dag is op.
Zo’n 2,5 week geleden zat ik hier ook en zochten we samen een pruik uit. Hij staat op de tafel op mij te wachten. Ik kijk in de spiegel, de kapster kijkt vriendelijk terug. Ze pakt de schaar en begint te knippen. Ik probeer me groot te houden, maar eigenlijk wil ik alleen maar huilen. Niet om het verlies van mijn haar, op dit moment interesseert dat me niets. Ik voel me zo ontzettend slecht dat ik gewoon zo snel mogelijk naar huis en naar bed wil. Ze kletst wat om de tijd te doden, ik heb geen idee wat ik antwoord. Wat mij betreft zet ze er wat vaart achter. Ik kan niet meer.
Als ik een half uur later op de grond kijk zie ik al mijn donkere lokken liggen. In de spiegel zie ik een vrouw met gemillimeterd haar en kale plekken. Haar doffe ogen kijken mij aan. Daar zit overduidelijk een kankerpatiënt, daar is geen ontkennen meer aan. Toch zegt het spiegelbeeld me niets; ik zie geen enkele herkenning in mijn eigen spiegelbeeld. Voor de allereerste keer zet ik mijn mutsje op, pak ik mijn pruik van de standaard en strompel ik dezelfde trappen weer af. Een beetje schuchter stap ik naar buiten. Blij dat het eraf is en erop zit, maar ook een beetje onwennig in mijn nieuwe rol. Vanaf vandaag hoor ik officieel bij de kankerclub en iedereen ziet het.