Kleine woorden, grote boodschap

‘Het is niet goed. Maar wel goed behandelbaar.’ Slechts acht woorden zijn het startsein van mijn rollercoaster. Mijn liefde en ik zitten in de behandelkamer te wachten op de uitslag van een biopt uit mijn borst. Als er drie witte jassen binnenkomen, weet ik eigenlijk al genoeg. ‘Goed nieuws vertellen kun je wel in je eentje,’ denk ik meteen. ‘Jullie zijn met z’n drieën, wat moet ik daar van denken?’ vraag ik hen. Het antwoord heb ik al verklapt… 

Acht kleine woorden brengen een gigantische boodschap. Meteen splijten mijn gedachten zich in tweeën. Enerzijds ben ik in shock; heel even lijkt het alsof ik zweef. Ik heb het gevoel dat ik zonder enige waarschuwing ben gelanceerd en met 100 kilometer per uur door de ruimte schiet. Anderzijds ben ik super alert. ‘Gebeurt dit echt?’ denk ik. Maar mijn hoofd roept me meteen tot de orde: ‘Opletten nu, this shit is getting real.’ Ik kijk naar links, naar mijn liefde. Zijn knalrode hoofd glinstert van de zweetdruppeltjes. De schrik staat duidelijk te lezen in zijn ogen. En ik? Ik wist het ergens al.

Diezelfde morgen zit ik in datzelfde kamertje met dezelfde arts en co-assistent. Ze vragen en voelen wat en bevestigen de diagnose van de huisarts; een cyste in de linkerborst. ‘Rechts voelt wel wat anders dan links,’ hoor ik mezelf zeggen. Ik ben een beetje verbaasd door mijn eigen woorden, want dit is de eerste keer dat ik dat voel. Maar inderdaad als ik in mijn rechterborst knijp voel hij veel stugger dan links. ‘Dat is gewoon klierweefsel,’ stelt de arts mij gerust. Ik kleed me aan en loop naar de afdeling radiologie. Voor de zekerheid wordt er een mammografie gemaakt, daarna kan de cyste meteen verwijderd worden. Zonder enige zorgen neem ik plaats op de behandeltafel van de radioloog.

‘In je rechterborst zie ik een verkleving’, zegt de man vriendelijk nadat de cystes in mijn linkerborst heeft verwijderd. ‘Daar wil ik even een biopt van maken.’ Zolang het maar geen pijn doet vind ik het prima. Hij belooft van niet. Met het geluid van een klappertjespistool wordt er een hapje uit mijn borst genomen. De arts heeft gelijk; ik voel er niets van. ‘Vanmiddag moet je terugkomen voor de uitslag,’ legt hij uit. Ik ben onder de indruk van de snelle service en voorzie geen enkele problemen. Pas als de radioloog mij tot drie keer toe op het hart drukt dat ik diezelfde middag niet alleen moet komen, slaat mijn gevoel om. Als hij me bij het afscheid met een doordringende blik het allerbeste wenst, begint mijn onderlip spontaan te trillen. Mijn instinct signaleert de onderliggende boodschap en blijkt het ook deze keer bij het rechte eind te hebben. 

Drie paar ogen kijken mij afwachtend aan. Ze vragen zich duidelijk af wat er na zo’n diagnose achter de mijne schuilgaat. Waar mijn brein normaal gesproken de gave heeft om honderden vragen per minuut te produceren, gebeurt er nu niets. Vragen als: ‘Wat is dit voor tumor? Hoe groot is het? Wat zijn mijn kansen? Zit ik in het juiste ziekenhuis? Moet ik geen second opion?’ blijven allemaal uit. Sommigen worden terloops beantwoord. ‘We zien nu een tumor van 1 bij 1,2 centimeter, we kunnen borstbesparend opereren en daarna volgt een chemotraject’. Ik hoor het allemaal gelaten aan. Blijkbaar heeft mijn brein geen ruimte om verdere vragen te stellen. Of misschien is het zelfbescherming. Want wat betekent deze informatie allemaal? Alle cijfertjes en kansberekeningen zeggen niets over aan welke kant van de streep dit traject eindigt. De onzekerheid van het verloop van deze ziekte in de enige zekerheid die de acht woorden mij geven. Ik zet me schrap voor de eerste vrije val.