Lieve Tanja

‘Hé hoi, daar ben je weer. Hoe gaat het met je?’ Met haar vriendelijke woorden en hartelijk lach begroet ze me als ik mij op mijn plek installeer. Mijn hart maakt een sprongetje. Yes, daar is ze weer. Er verschijnt een glimlach op mijn vermoeide gezicht.

Tanja snapt hoe de kleine dingen een immens grote betekenis hebben. Zij plakte tijdens mijn tweede chemokuur een geurtabletje op mijn vest nadat ik vertelde dat de geur van het ziekenhuis alleen al me misselijk maakte. Zij gaf me een snoepje toen ze zag dat het doorspuiten van mijn piccline een vieze smaak veroorzaakte in mijn mond. Zij vond dat er een nieuw protocol moest komen toen ze met een dikke holle naald een soort rijstkorrel onder mijn huid spoot en maakte meteen een notitie in mijn dossier. ‘Voortaan smeren we eerst een verdovende crème op je huid voordat we die naald erin zetten. We gaan je niet meer pijn doen dan nodig is,’ zei ze bemoedigend. Bij die woorden sprongen de tranen meteen in mijn ogen. 

Door Tanja voel ik me gezien, begrepen en in haar bijzijn voelt het veilig. Ik voel dat ze ziet hoe zwaar ik het heb. Ik voel dat zij gelooft dat ik dit kan doorstaan, ook al geloof ik dat zelf niet altijd. Ik voel dat zij voelt dat er een leven voor mij is weggelegd als ik deze afdeling mag verlaten en dat gevoel geeft me vertrouwen en moed.

‘Lig je lekker?’ vraagt haar kordate stem terwijl ze een dekent over mij heen legt. Ik zet de tandartsstoel in een houding die comfortabel voelt. Via mijn linkerarm druppelt mijn chemoleger voor de achtste keer naar binnen. ‘Sluit je ogen maar,’ zegt ze liefdevol. Ik doe mijn ringen af en plaats ze op het tafeltje naast mij. Vervolgens trek ik het mutsje over mijn ogen en doe ik mijn oordoppen in. De relaxte muziek dringt mijn oren binnen, de geur van rozenolie kriebelt in mijn neus. Haar zijdezachte handen raken die voor mij. Mijn lichaam trekt zich automatisch een beetje terug, zich voorbereidend op de naald die ergens mijn huid zal doorboren of een pleister die er wordt afgetrokken. Maar haar handen trekken de mijne terug en beginnen langzaam te kneden. Met liefdevolle zachte bewegingen dwingt ze mijn lijf te ontspannen. 

Het voelt onwennig, want eigenlijk durf ik niet. Ontspannen betekent loslaten en alles in mij doet juist zijn uiterste best om alles bij elkaar te houden. Door nu mijn kracht en daardoor focus te verliezen ben ik bang dat ik duizend stukjes uit elkaar klap en mezelf onmogelijk bijeen kan rapen om me schrap te zetten voor alles wat nog komen gaat. Maar langzaam maar zeker voel ik me iets dieper wegzakken in de stoel. 

Voor het eerst in maanden voel ik een positieve aanraking. Eentje die er niet gericht is op een medische handeling, er niet op gericht is om mijn huid en ader te doorboren, eentje die mij niet in een onmogelijke en pijnlijke houding wil duwen. Het effect is groter dan ik kon vermoeden. Door de geur en de fijne aanraking kan ik even weg van deze afdeling. Weg van een wereld die pijn doet, die mijn lijf steeds meer in zijn greep neemt en verder doet aftakelen. 

Ze legt mijn handen onder de deken en stopt me nog wat verder in. De geur van rozenolie omringt mijn lijf. Tanja gaat weer door met haar werk. De infuuspaal van de buurman roept. Ik zak in een diepe fijne slaap. Dankjewel lieve Tanja. Terwijl de chemo mijn lijf in druppelt vergeet ik heel even dat ik patiënt ben en dat is het grootste cadeau dat ik op dit moment kan krijgen.