‘We gaan je een nachtje opnemen ter observatie,’ zegt de knappe gynaecoloog vriendelijk. Verbaasd kijk ik mijn liefde aan. Dit had ik niet verwacht. Na de eicelpunctie van drie dagen geleden hield ik wat last van mijn buik, maar dat leek me vrij logisch. De dagen daarna werd mijn buik steeds boller en sinds gistermiddag ben ik benauwd. Niet heel erg hoor, maar ik heb mezelf voorgenomen om tijdens dit hele traject eens niet eigenwijs te zijn. En dus bel ik braaf met de afdeling gynaecologie. Ik moet meteen komen.
Meebewegen
In het ziekenhuis wordt mijn bloed geprikt en wordt er opnieuw een echo gemaakt. De uitslag is niet goed. ‘Je hebt alle symptomen van overstimulatie en daardoor heb je een verhoogde kans op een longembolie,’ legt de arts uit. ‘Je mag je melden op de verpleegafdeling, er staat een bed voor je klaar.’
Een beetje giechelig lopen mijn liefde en ik de afdeling op. Dit zagen we niet aankomen. Op weg naar mijn kamer vang ik een glimp op van een kale vrouw die over een kartonnen bakje gebogen zit. Ze spuugt. Het beeld zorgt voor een steek in mijn – toch al – pijnlijke buik. Zal ik er volgende week ook zo bijzitten?
Ik installeer me op mijn bed. De behandeling is simpel: volledige bedrust en vocht via een infuus. Mijn liefde laat me alleen. Hij moet zich haasten, want ergens in een andere wereld heeft hij over een half uur een sollicitatiegesprek. Ik wens hem veel succes, hij mij ook. Op zijn weg naar buiten loopt hij bijna de verpleegkundige ondersteboven. Ze kijkt hem verbaasd na terwijl ze mijn arm klaar maakt voor het infuus. ‘Jeetje, moet hij tussen alle hectiek door nu ook nog gaan solliciteren?’ vraagt ze. Ik knik en kijk weg voordat ze de naald in mijn arm zet. Ik zie de wereld achter het raam aan me voorbij trekken. Hij is zo dichtbij, maar voelt lichtjaren ver weg.
Mijn telefoon trilt op het nachtkastje. Het is de internist. Eigenlijk heb ik helemaal geen tijd voor dit logeerpartijtje. Volgende week start mijn chemokuur en dat vraagt om de nodige voorbereiding. Morgen moet ik onder een pet-scan en ik heb een afspraak om een pruik uit te zoeken en om mijn haar te laten knippen. ’We kunnen niet goed inschatten of deze situatie geen vertekend beeld geeft,’ hoor ik de arts zeggen aan de andere kant van de lijn. We stellen de scan een week uit, net als de eerste chemokuur,’ vertelt hij. Ik hang op en draai me op mijn zij. Ik baal.
De infuusnaald prikt pijnlijk in mijn arm en de tranen in mijn ogen. De kankerbehandeling is nog niet eens begonnen en hier lig ik al. Nú al. Dat ik voor het begin van mijn chemokuur al in het ziekenhuis zou belanden had ik niet verwacht. ‘Het is al begonnen voordat het écht begonnen is,’ zucht ik in mezelf. Ik knipper een paar keer met mijn ogen en slik mijn tranen weg. ‘Dit stelt nog niets voor,’ spreek ik mezelf resoluut toe. ‘Zo’n chemokuur kent nog veel meer onvoorziene complicaties,’ vervolgt de stem in mijn hoofd. Deze situatie maakt perfect duidelijk dat ik absoluut geen controle heb over dit traject. Mezelf voorbereiden op alle mogelijk scenario’s is onmogelijk. Het enige wat ik kan doen is zoveel mogelijk proberen mee te bewegen, ter plekke beloof ik mezelf dat zoveel mogelijk te doen. Gaat de achtbaan naar links? Dan gaan we naar links. Gaat ie steil omhoog? Ok, geen probleem. Scherpe bocht naar rechts? Let’s go! Loodrecht naar beneden? Ik gooi me handen in de lucht.
Het ene nachtje worden er zeven. Een paar keer lijkt het de goede kant op te gaan, maar steeds als de vochttoediening via het infuus stopt, stijgen mijn bloedwaardes. Blijkbaar kan mijn lichaam het nog niet alleen. Ik onderga het vrij gelaten, maar als de pet-scan opnieuw een week uitgesteld dreigt te worden is mijn grens bereikt. De onrust in mijn hoofd groeit. Ik wil weten wat er in mijn borst en lijf gebeurt. Huilend kijk ik de arts en verpleegkundige aan, die aan het einde van mijn ziekenhuisbed staan. Het zijn twee vrouwen van mijn leeftijd. Ze voelen mijn onrust. ‘Ik wil hier nog drie weken liggen als het moet, maar ik wil wél dat de pet-scan deze week gewoon doorgaat en dat mijn chemokuur volgende week start’, zeg ik met een trillende stem. Ik wil de kanker niet langer de tijd geven om feest te vieren in mijn lijf. Ik ben klaar om écht te beginnen.