‘Mag ik je naam en je geboortedatum?’ De verpleegkundige van dienst vraagt vriendelijk naar mijn gegevens. Ik dreun voor de zoveelste keer de informatie voor haar op. Haar collega checkt ze in het systeem terwijl zij de gegevens op de zak controleert. Daarna hangt ze de zak met het witte goud aan de paal en draait het infuus open. Mijn chemoleger tijgert voor de veertiende keer mijn bloedbaan binnen.
Mijlpalen
Twintig weken geleden zat ik hier voor het eerst, doodsbang voor het traject dat me te wachten stond. Sindsdien is er zo veel veranderd. Bang ben ik allang niet meer want het chemo-riedeltje is me inmiddels wel bekend, (meten, wegen, picclijn verzorgen, voorspoelen, chemo aansluiten, naspoelen, bedankt en tot ziens) maar dat betekent niet dat er sinds de eerste ronde geen tranen of weerstand meer waren. Er vloeiden ontelbare tranen van vermoeidheid, pijn en frustratie. En ook vandaag gilde mijn lijf bij aankomst in het ziekenhuishuis: not again!
Dat arme lijf. Dat is bezig met een bokswedstrijd van maar liefst veertien rondes. In de eerste vier rondes werd het totaal tegen de grond geslagen maar gek genoeg is het toch steeds weer opgestaan. De klappen kwamen daarna nog negen keer uit onverwachte hoek en enkel wilskracht heeft ervoor gezorgd dat mijn lijf steeds een nieuwe ronde aandurfde. Twee keer kreeg het een ronde rust, omdat het echt niet verder kon. En gelukkig is het vandaag de allerlaatste.
Voorzien van mijn laatste shot chemo bedank ik alle lieve verpleegkundigen en loop ik voor de laatste keer de afdeling af. Opgelucht stap ik de lift in en even later het ziekenhuis uit. Het zit er op; twintig weken en veertien kuren. Het ging met horten en stoten, met een hoop tranen, met hier en daar wat wanhoop en altijd met flinke tegenzin maar vandaag heb ik, op mijn tandvlees weliswaar, eindelijk de finish bereikt. Dit moment leek zo vaak zo ver weg leek, zelfs twee weken geleden nog. Maar zoals altijd gaat de tijd gewoon voorbij en is het moment daar; mijn laatste chemo zit er in. Wat een mijlpaal.
Sowieso regent het mijlpalen deze weken. Twee dagen geleden vierde ik mijn 35e verjaardag zonder bezoek en over negen dagen zit ik precies twee jaar ziek thuis. Eén mijlpaal zag ik heel anders voor me, namelijk ergens dansend op een bar, en twee had ik graag helemaal nooit bereikt.
Ik vraag me deze dagen regelmatig af hoe ik hier ineens ben beland; 35 jaar en in twee jaar tijd totaal door elkaar geschud door een burn-out en kanker. Als ik in de spiegel kijk herken ik mezelf niet meer. Mijn hoofd is inmiddels voorzien van een donzig vachtje en wordt met de week dikker. Mijn wallen worden groter, mijn ogen zijn opgezwollen en mijn huid herstelt zich allang niet meer. In niets lijk ik meer op de vrouw die ik 21 weken geleden nog was.
Maar ook als ik foto’s zie van mijn leven voor de kanker kijk ik met enige verbazing naar mezelf. Ook in dat beeld herken ik mezelf niet meer; zowel fysiek als mentaal ben ik niet meer dezelfde persoon, al heb ik ook geen idee wie ik dan wel ben. Want hoewel ik me nog steeds geen kankerpatiënt voel, kan ik me een leven zonder chemo ook niet meer voorstellen. En dat maakt deze dag zo dubbel.
Nu ik deze mijlpaal heb bereikt word ik overvallen door de leegte die voor mij ligt. Alle duidelijkheid en structuur die het chemotraject met zich meebracht is opnieuw vervangen door onzekerheid. Mijn takenpakket de afgelopen maanden was heel simpel en overzichtelijk. Ik wist precies wat er van me verwacht werd. Iedere week een shot chemo geeft ook overzicht. Bovendien is het een heel fijn idee dat die klote kanker iedere week gebombardeerd werd door een leger aan chemosoldaten. Nu dit achter de rug is kan ik niets anders doen dan wachten op wat komen gaat. De onrust die gepaard gaat met dit wachten doemt als een tsunami voor mij op. Maar ergens ver weg zie ik de volgende mijlpaal: de borstamputatie. Een mijlpaal waar ik tegenop zie, maar vooral naar uit kijk. Weg met die moordkanonnen. Ik besluit me op dat gevoel te focussen terwijl ik me voor de zoveelste keer overgeef aan het onbekende.