Onrust

‘Sorry, in de tissue expanders zitten magneten en daarom mag u niet onder de MRI. Dan kunnen de siliconen verplaatsen en u kunt ernstige brandwonden oplopen.’ Bij die woorden krimpt mijn nieuwe, tere borstkast ineen. ‘En nu?’ vraag ik aan de radiologie medewerkster aan de telefoon. ‘Dat moet u met uw internist overleggen,’ zegt ze voordat ze het gesprek beëindigd. Ik blijf achter met een mix van verbazing, onmacht en woede in mijn lijf.

Eigenlijk had ik verwacht dat ik er beter in zou worden; dat ik inmiddels bestand ben tegen iedere nieuwe looping in mijn cancerrollercoaster en ik non-stop mijn armen in de lucht gooi en het beste van mijn achtbaanritje maak. En soms lukt dat heel goed. De ene dag ga ik fluitend door het kankerleven; niet bang voor wat komen gaat en helemaal in het moment. De volgende dag word ik gillend gek en wil ik de regie terug. Over mijn eigen lijf en leven. De afhankelijkheid van het kankerkwartje en van het ziekenhuis zorgt dan voor vreselijke onrust. En vandaag is zo’n dag. 

In oktober lag ik onder de pet-scan. Waarom precies weet ik niet meer, maar het was een van de talloze onderzoeken die volgden op de diagnose. Uit de scan was, naast de tumoren in mijn borst, ook een plek op het bot in mijn bovenbeen te zien. ‘Het is waarschijnlijk een goedaardige aandoening, we gaan dit na het borstkankertraject verder onderzoeken maar voor nu hoef je je hier geen zorgen over te maken,’ vertelde de arts mij nadat hij de röntgenfoto van mijn been heeft bestudeert. Die woorden kwamen mij perfect uit, want ik had meer dan genoeg aan het slechte nieuws van een paar weken daarvoor. En dus werden die zorgen een zacht stemmetje achter in mijn hoofd wat slechts af en toe opspeelde. Maar nu mijn behandeling voor de borstkanker erop zit, neemt dit stemmetje meteen weer zijn ruimte in. Als een luide marktkoopman die zijn laatste waar probeert te verkopen overheerst het mijn gehele brein: ‘Remember me??

Nu blijkt dat het geplande vervolgonderzoek voor mijn been helemaal niet door kan gaan omdat mijn borsten sinds twee weken gevuld zijn met tijdelijke siliconen, is de chaos in mijn hoofd compleet. ‘Waarom heeft niemand hier van te voren aan gedacht? Wat nu? Hoe kunnen we dit oplossen?’ De arts probeert me gerust te stellen; ‘Deze plek is minimaal verdacht,’ benadrukt hij nogmaals. ‘Je moet het zien als een soort moedervlek op je bot, iedereen heeft ze en over het algemeen zijn ze onschuldig.’ Zijn woorden vinden geen weerklank in mijn hoofd. Want slechts zeven maanden geleden was mijn borst helemaal niet verdacht. En kijk hoe ik er nu bij zit. 

Zoals altijd is de onrust in dit traject mijn allergrootste vijand. De eeuwige onzekerheid over hoe iets gaat lopen, wanneer je welke behandeling krijgt en hoe lang de kanker weg blijft zorgen voor een vreselijk gevoel. Ik voel het in mijn lijf; ik kan niet stilzitten en kan me niet concentreren. Ik voel het in mijn hoofd; alle doemscenario’s gillen om voorrang ‘Wat als het niet goed gaat? Je gaat straks dood! Je moet nu iets doen! Waarom doe je niets? Waarom moet ik alles zelf doen? Waarom doet niemand anders iets? Straks is alles voor niets geweest! Over een jaar ga je alsnog hartstikke dood!’ De onrust overheerst momenteel zo erg dat ik niets anders meer kan horen en voelen. 

Ik voel de spanning van het afgelopen jaar meer dan ooit. Er is niets meer merkbaar van het goede nieuws dat ik ruim een week geleden kreeg toen bleek dat mijn behandeling voor nu geslaagd is. Mijn brein is naarstig op zoek naar oplossingen en houvast. Ik ben moe en klaar om het los te laten. Ik wil niets liever dan die champagne open knallen, maar ik durf het niet. Ik ben bang dat mijn kankertraject nog helemaal niet klaar is. Bang dat als ik nu loslaat, ik bij een volgende negatieve uitslag mezelf niet meer bij elkaar kan rapen en niet opnieuw de moed kan verzamelen om door te gaan. En dus houd ik mijn rug recht, terwijl ik me af vraag hoe lang ik dit nog volhoud.