Ik zie mezelf zitten in de weerspiegeling van het raam. Mijn lief heeft me op een stoel in de frisse lentezon gezet en een kleedje over me heen gedrapeerd om me warm te houden. Onder dat kleed piepen aan weerszijde van mijn stoel twee flesjes uit gevuld met bloed. De slangetjes die tot onder mijn huid zitten zorgen voor een trekkerig gevoel. De pijn in mijn borstkast vlamt hevig op als ik te veel beweeg, dus er zit niets anders op dan rustig stilzitten.
Stilzitten
Dat stilzitten doe ik voor mijn gevoel al jaren. Eerst door de burn-out, daarna door de kanker. Terwijl het leven van iedereen om mij heen door gaat is dat van mij de afgelopen jaren met een paar harde klappen tot stilstand gekomen. Met een steek van jaloezie kijk ik toe hoe mijn vriendinnen mijn oude leven leiden; hoe ze gewoon naar hun werk en op vakantie gaan. Hoe ze een nieuwe baan of nieuwe vlam vinden. Hoe ze nieuw leven op deze wereld zetten of nieuwe richtingen in slaan. Hoe stiller mijn leven staat, hoe groter het contrast en hoe harder de pijn bij mij binnenkomt. Ik ben het zat om al twee jaar aan de zijlijn te zitten en heb het gevoel dat mijn leven voorbij gaat zonder dat ik er deel aan neem. En hoewel ik het me de afgelopen maanden lukte om me daar helemaal aan over te geven, merk ik dat ik het nu moeilijker vind dan ooit tevoren.
De weken voor de operatie was ik zo aangenaam verrast over hoe mijn lijf herstelde. Dat het na zo’n lang chemotraject toch zo snel weer op zou staan had ik nooit durven dromen. De middagdutjes werden korter, de wandelingen langer. Het concentreren ging gemakkelijker, net als de sportsessies in de tuin. Ik had nooit durven dromen dat ik zo snel het leven terug in mijn lijf mocht voelen stromen en dat voelde heerlijk. Nu de chaos in mijn hoofd niet langer zorgt voor de uitputting van mijn lijf en de chemo datzelfde lijf langzaam begint te verlaten voel ik steeds meer levenslust terugkomen. Ik durf weer een beetje vooruit te kijken en met twee mijlpalen in mijn kankertraject in the pocket komt wie weet ook daar binnenkort een einde aan. En die gedachte gaf me zoveel goede moed. Tot nu.
Hier zit ik weer. Opnieuw is er, letterlijk, geen beweging in mij te krijgen. Mijn middagdutjes duren weer uren, mijn wandelingen zijn niet langer dan tien minuten. De operatie zorgt voor een nieuwe uitputtingsslag van mijn lichaam en de narcose zorgt ervoor dat mijn hoofd weer vol mist zit.
Ik kan letterlijk niets anders dan stilzitten. Maar mijn hoofd wil vooruit, de progressie van de afgelopen weken smaakt naar meer. Ik wil door, want ergens voel ik haast. Haast om te gaan, om mee te maken en haast om te beleven.
Het besef dat het leven nu is en dat morgen niet bestaat was tijdens dit hele traject mijn grote houvast. Zo kon ik de doemscenario’s buiten de deur houden. Maar het heeft ook een keerzijde. Want als je alleen maar in het nu leeft, is er geen toekomst. En bij het gebrek aan die toekomst moet je alles in het nu doen. Ik moet nú die column schrijven, ik moet nú die reis maken, ik moet nú doen wat ik echt graag wil want het leven is nu. En het feit dat ik nu opnieuw stil zit en dat allemaal niet kan doen maakt me enorm verdrietig.
Inmiddels zit ik al een half uur buiten in de tuin. Ik moet plassen en ik heb honger. Daarnaast zit mijn lijf al te lang in deze houding en is het toe aan verandering. Maar in mijn eentje overeind komen lukt nog niet. Ik roep naar binnen, maar krijg geen reactie. Door de ramen zie ik mijn lief met de stofzuiger in de weer, het geluid van het apparaat houdt mijn geroep buiten de deur. Ook als ik hem bel krijg ik geen gehoor. Geïrriteerd roep ik nog een keer naar binnen. Ook nu zonder succes. De tranen lopen over mijn wangen. Ik voel me zo klein en machteloos en het stilzitten doet vreselijk veel pijn.