Wereldkankerdag

Het is een dag als zovele. Eentje waarop mensen gewoon opstaan, gewoon naar hun werk gaan, gewoon thuiskomen en gewoon weer gaan slapen. Maar voor anderen is het een dag als geen andere. Een dag waarop de impact van de ziekte extra voelbaar is voor de mensen die midden in hun behandeling zitten, uit behandeld zijn en voor de mensen die genezen zijn, maar ook voor de mensen die het bij andere hebben zien voltrekken. Vandaag is het Wereldkankerdag.

Voor mij is kanker sinds vier maanden aan de orde van de dag. Sinds mijn diagnose gaat er geen dag voorbij dat de ziekte niet in mijn gedachte is of dat het niet ter sprake komt. Het spiegelbeeld van mijzelf als kankerpatiënt is nooit ver weg, de doemscenario’s in mijn hoofd verdwijnen nooit helemaal naar de achtergrond. En als dat wel zo is, is dat nooit voor lang. Want er is geen ontsnappen aan; ik kan geen avond tv-kijken en geen tijdschrift openslaan of de ziekte dringt zich aan mij op. Maar ja, wat wil met een ziekte die in de top drie van meest voorkomende doodsoorzaken in de westerse wereld staat; daar is het kanker wat de klok slaat. 

Voor veel mensen is kanker het ergste wat je kan overkomen. En ja; kanker is eng, doet pijn, brengt mijn leven totaal tot stilstand en verandert mijn kijk op de toekomst. Maar die woorden zijn net zo goed van toepassing op de burn-out waar ik twee jaar geleden in terecht kwam. De eenzaamheid en de ellenlange nachten zijn precies hetzelfde. En hoewel het lijden minder fysiek was dan in dit traject deed het net zoveel pijn. Toch is er een heel groot verschil: nu is er een plan.

Vanaf het moment dat ik de diagnose kreeg werd ik aan de hand meegenomen. Mijn artsen weten, in mijn geval, precies wat ze moeten doen. Natuurlijk zijn er onzekere periodes van onderzoeken, wachten op uitslagen, plannen bijschaven en onvoorziene wendingen, maar dan kunnen we altijd nog terugvallen op plan B of C. Zelf hoef ik helemaal niets te doen, behalve het traject te ondergaan. En hoewel dat ook vreselijk zwaar en moeilijk is, valt dat wat mij betreft in het niet bij de onzekerheid die ik voelde tijdens mijn burn-out. 

Ook toen had ik geen idee wat me overkwam en al helemaal geen idee wat te doen. Beduusd zat ik thuis op de bank. Ik werd gebombardeerd met goedbedoelde adviezen: ‘ga gewoon lekker wandelen’ en ‘zoek een hobby.’ Alsof de oplossing echt zo simpel zou zijn. Toen dat niet zo bleek was er ook een hoop onbegrip. ‘Hoezo kun je niet even boodschappen doen, je zit heel de dag thuis.’ ‘Op een gegeven moment moet je jezelf toch gewoon weer een schop onder je kont geven en gewoon doorgaan.’ ‘Je hebt geen terminale ziekte, stop met zelfmedelijden.’ Want ‘er zijn ergere dingen’.

Uiteraard zijn er ergere dingen, kanker bijvoorbeeld. Maar is dat eigenlijk wel zo? Ik weet het nog niet. Ja, tuurlijk, ik kan doodgaan aan die klote kanker maar laten we niet doen alsof mensen niet kunnen overlijden aan mentale ziektes. Maar in tegenstelling tot een jaar geleden mag ik nu van de hele maatschappij ineens wel patiënt zijn. De kaartjes, appjes, bezoekjes en bossen bloemen die ik sinds de diagnose heb gekregen zijn niet meer te tellen en komen regelmatig uit onverwachte hoeken. Die aandacht was er niet toen ik thuis kwam te zitten met een burn-out en hield zeker niet zo lang aan. En hoewel de erkenning en liefde die ik nu krijg fijn en hartverwarmend is, is het soms ook pijnlijk. Want wat heb ik dat de afgelopen jaren gemist.

Daarom denk ik vandaag niet alleen aan mensen die te maken hebben (gehad) met kanker, maar ook aan de mensen die om welke reden dan ook niet lekker in hun vel zitten. Tegen hen wil ik graag zeggen wat mensen tegenwoordig tegen mij zeggen: ‘Het is ok. Neem je tijd. Wees lief voor jezelf. Zoek hulp. Je hoeft dit niet alleen te doen.’